Ecologisch maaien of begrazingsvervangend maaien is een
natuurvriendelijke manier van groenbeheer, waarbij door
verschillen in beheerintensiteit een afwisselend beeld
ontstaat. Binnen een gebied worden sommige delen intensief
beheerd en dus kort en ‘netjes’ gehouden. Andere delen
krijgen meer rust. Naast elkaar ontstaan zo korte
vegetaties, bloemrijke graslanden en struweel- en
zoomvegetaties. De natuurwaarde zal hierdoor toenemen.
Variatie
Het veel toegepaste verschralings-maaibeheer, van één of twee
keer per jaar maaien en afvoeren van het gewas beoogt graslanden
met een grote natuurlijke rijkdom te ontwikkelen. Deze worden
meestal bloemrijke graslanden of hooilanden genoemd. In de
praktijk levert het maaien en afvoeren van het gewas -over de
gehele oppervlakte- niet de gewenste biologische rijkdom. Daarom
is vaak een ander, meer ecologisch maaibeheer gewenst. Daarvoor
gaan we te rade bij de natuur zelf. Grote grazers vreten in hun
terrein elke dag een beetje. De voorkeur voor (lekkere) soorten,
hun afkeer voor de minder appetijtelijke soorten, het kuddegedrag
en terreinvoorkeuren van de grazers maken dat er afwisselend wordt
gegeten. Er ontstaan patronen in het terrein (kijk voor meer
informatie hierover onder begrazing). Deze patronen zijn met
mechanische middelen niet te imiteren, maar wel -vereenvoudigd-
na te bootsen.
Bij een ecologisch maaibeheer wordt bij een maaibeurt niet de gehele
oppervlakte gelijkmatig bewerkt. Er blijven altijd delen overstaan,
die bij een volgende maaibeurt kunnen worden meegenomen.
In het veld moet degene die maait rekening houden met de
vegetatieontwikkeling, de soortensamenstelling, de bloei- en
zaadzetperiodes, de aantrekkelijkheid, het aanzicht en de zichtlijnen
in het terrein. Er wordt dus veel van de maaier verwacht. De maaier
moet ervoor zorgen dat een visueel aantrekkelijk en gevarieerd terrein
met een hoge natuurwaarde ontstaat. Door de afwisseling en het op tijd
maaien van ruige of eenzijdige of bloeiarme vegetatiestructuren, blijft
het terrein door het jaar een nette en gevarieerde aanblik houden.
Als het qua ruimte mogelijk is, kan het maaisel in het terrein worden
verwerkt. Het krijgt dan een ecologische functie. Een bijkomend voordeel
is dat de afvoerkosten lager worden.
Onderhoudsschema en kaart
De maaiers hebben als uitgangspunt een door de beheerder vastgesteld
kaartje (zie onder) en een onderhoudsschema. De kaart is een weergave
van de situering van de verschillende onderhoudscategorie in het terrein.
Met onderhoudscategorieën wordt een bepaalde beheerhandeling bedoeld,
zoals “zomervroeg maaien”.
De grenzen liggen niet strikt vast, deze kunnen (en moeten!) soms
verschuiven. De uitvoerder-maaier moet van het (ecologische) beheer
aan de terreinomstandigheden en de natuurlijke ontwikkelingen aanpassen.
In normale cultuurtechnische bestekken wordt de juiste maaidatum tot op
enige weken nauwkeurig aangegeven. Voor de ZomerVroeg-maaibeurt (ZV vóór
15 maart) is dat inderdaad van groot belang. Er is echter geen ecologische
noodzaak de wintermaaibeurten van ruigten en zomen precies vast te stellen.
Er wordt daar 1 tot 6 keer per jaar gemaaid. De maaitijden zijn over het
jaar verdeeld. De vroegste maaibeurt is begin februari, vervolgens begin
mei, eind juli, eind augustus, begin oktober en begin december, respectievelijk
winter-laat (WL), zomer-vroeg (ZV), zomer-1 (Z1), zomer-2 (Z2), zomer-laat (ZL)
en winter-vroeg (WV).
De maaibeurten zijn afhankelijk van diverse factoren als weersomstandigheden,
berijdbaarheid, de vegetatieontwikkeling, de vestiging van specifieke soorten
als bijvoorbeeld orchideeën, het aanzicht en de mate van gewenste netheid. Het
is van groot belang dat er geen schade aan de zode en de bodem wordt toegebracht.
Bij kans op beschadiging is uitvoering in droge perioden of zelfs over ijs aan
te bevelen. Dat betekent dat de beheerder, of zelfs de uitvoerende maaier,
flexibel met het maaischema en de onderhoudscategorieën moet omgaan. Hieronder
is een voorbeeld van kaart met maaischema weergegeven.
Praktijk
Eerst moet worden bepaald hoe het gebied eruit moet komen te zien, rekening
houdend met bijvoorbeeld recreatief gebruik en de gewenste natuurwaarden. Er
komt een indeling van het terrein, waarbij per deelgebied duidelijk aangegeven
wordt, wanneer en hoe er gemaaid zal worden. Het maaisel wordt afgevoerd,
wanneer en waar dat nodig is, om de bodem te verschralen. Dit maaisel kan in
het terrein worden verwerkt in de beplantingen of de ruigtes, wanneer plaatselijk
een grotere mate van voedselrijkdom of dekking voor de fauna gewenst is.
Ecologisch maaien is een dynamisch proces. Maaipatronen worden in belangrijke mate
bepaald tijdens het maaien aan de hand van de gewenste mate van netheid, de
standplaats, het groeistadium en de (on-)gewenste aanwezigheid van soorten.
Ervaring
Ecoplan heeft veel ervaring met ecologisch maaien en adviseert u graag over het
maaibeheer. Wij kunnen adviezen opstellen, maar ook uw eigen uitvoerders-maaiers
in het veld opleiden en begeleiden. Ook kunnen wij het werk zelf uitvoeren en
treden we op als aannemer.
Het voordeel van uitbesteden aan Ecoplan is dat de vragen van omwonenden en gebruikers
direct kunnen worden beantwoord.
|
|
-Opgaand bos.
-Van laag en open tot hoog struweel.
-Alleen in de even winters maaien. (W)
-Alleen de oneven winters maaien. (WV)
-Elke winter maaien. (WV)
-1x per jaar maaien. (Z2)
-2x per jaar maaien. (Z1 en ZL)
-3x per jaar maaien. (ZV, Z2 en WV)
-6x per jaar maaien.(WL,ZV,Z1,Z2,ZL,WV)
-Kort (gras)pad.
|